Column: Ik en Nashville
In de laatste weken hebben wij allemaal gemerkt hoeveel tumult onze Bijbelse normen en waarden kunnen veroorzaken in deze gevoelige maatschappij - de Nashvilleverklaring heeft ons allen flink geprikkeld. Want ook binnen onze politieke partij en binnen kerkelijke gemeentes merken wij hoe deze omstreden discussie ons met voldoening of boosheid kan vervullen, beide leidend tot een onaangenaam gevoel van een beangstigende dreiging van tweedeling. Ondertekenaars of niet, wij kunnen de agressiviteit waarmee onze discussies gepaard gaan niet ontkennen.
Wat wij niet moeten vergeten is dat wij allemaal, als het goed is, ons als vreemdelingen in de wereld bevinden. Wij kunnen elkaar aanvallen voor elkanders 'ongegronde mening' of 'roekeloze daden', maar als een reformatorische/christelijke partij en als kerkelijke gemeentes bevinden wij ons in de essentie van het leven allemaal in hetzelfde schuitje. Onze eensgezindheid is belangrijker dan een handtekening of niet.
Natuurlijk ontken ik hier niet mee dat de Nashvilleverklaring geen belangrijk punt is in de maatschappij en wij deze zaken circulerende dit onderwerp in de doofpot zouden moeten doen, maar het gesprek zou niet tot boosheid of zelfs haat jegens onze medemens moeten leiden - immers negeren wij hiermee Gods grootste gebod. Met medemens bedoel ik niet alleen onze naasten in onze kerkgemeenschap, maar al onze medechristenen. Laten wij herinneren hoe wij deze maatschappij en haar steeds verder van het christendom afwijkende standpunten slechts het hoofd kunnen bieden wanneer er onder ons ook tolerantie is.
Opdat geen tweedracht in het lichaam zij, maar de leden voor elkander gelijke zorg zouden dragen. En hetzij dat een lid lijdt, zo lijden al de leden mede; hetzij dat een lid verheerlijkt wordt, zo verblijden zich al de leden mede. En gijlieden zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder.
1 Korinthe 12:25-27
Deze column is op persoonlijke titel geschreven door Tabitha van der Hoek.